Als het aan veel Nederlanders ligt komt er een minister van Digitale Zaken. Dit blijkt uit analyses van de Technologie Kieswijzer. Zo’n 30.000 Nederlanders maakten gebruik van deze stemhulp in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen. Opvallend genoeg is het voornemen van zo’n ‘ICT minister’ slechts bij een handjevol partijen een serieus standpunt.
Het is inmiddels geen geheim meer dat er in de Tweede Kamer weinig kennis is over digitale zaken en ICT. Arjen Lubach introduceerde bij ‘Zondag met Lubach’ de term ‘digibetocratie‘. Volgens hem kan de beperkte kennis over digitale zaken in de Tweede Kamer een groot probleem opleveren. Ook uit andere analyses blijkt dat er weinig IT-expertise is op de kandidatenlijsten. En de experts die er zijn, staan vaak laag op de lijst.
De oproep voor een minister van Digitale Zaken (en bijbehorend ministerie) komt dan ook niet uit de lucht vallen. En is ook niet eens zo nieuw. Voormalig Tweede Kamerlid Kees Verhoeven pleitte aan het begin van 2020 al voor een ministerie van Digitale Zaken. Volgens Verhoeven is er een aangewezen bewindspersoon nodig die zich volledig richt op digitalisering. Ook Victor Knaap van MediaMonks doet in zijn Digitaal Deltaplan een vergelijkbare oproep. ‘De minister van Digitale Zaken zou zich moeten bezighouden met de overkoepelende strategie van de overheid en hoe technologie daarbij een waardevermeerderende factor kan zijn. Zo kan er innovatie en vernieuwing ontstaan, naast dat er onderhoud moet worden gepleegd.’ Knaap wijst erop dat dit al gebeurt in Denemarken, Finland, Frankrijk en Estland.
Toch heeft dit voornemen bij veel politieke partijen niet de voorkeur. Slechts 4 van de 18 deelnemende partijen pleiten voor een minister van Digitale Zaken om de digitale transitie in goede banen te leiden. De meeste partijen (9 stuks) willen de vaardigheden en beschikbare middelen van nationale toezichthouders versterken. Meer gericht op outsourcing dus. De meeste burgers verkiezen echter wel een minister van Digitale Zaken boven de vaardigheden en beschikbare middelen van nationale toezichthouders te versterken (40% vs 24%). Burgers geven dus de voorkeur aan het intern oplossen van de problemen.
Een minister van Digitale Zaken (DZ) zou een hele goede stap kunnen zijn om meer politieke aandacht te vragen voor de impact van digitalisering op de samenleving. Zowel om de negatieve gevolgen te beperken, als om de kansen ervan te benutten. Momenteel staat digitalisering als onderwerp nog in de politieke kinderschoenen. Zo’n minister van DZ zou interdepartementaal aandacht kunnen vragen voor de rol van digitalisering en technologie in uiteenlopende beleidsvraagstukken. Denk aan vraagstukken op het gebied van onderwijs, zorg en klimaat.
Het departementale karakter van digitalisering is echter ook de beperking van zo’n minister. Digitale technologie is namelijk integraal onderdeel van andere domeinen. Het risico is dat digitalisering als losstaand onderwerp wordt gezien en dat het voor andere ministeries juist als excuus wordt gebruikt om zelf niet bezig te hoeven zijn met de impact van digitalisering. De minister van DZ zal dan vooral een zondebok zijn. Een nieuwe toeslagaffaire door de ondoordachte inzet van algoritmen? Had het ministerie van DZ maar beter moeten opletten.
Misschien zou de beste doelstelling voor een minister van Digitale Zaken wel zijn dat het ministerie zichzelf op termijn overbodig maakt. Dat na een periode van 4 of 8 jaar agenderen, digitale zaken in alle ministeries dusdanig is geïntegreerd dat een overkoepelend bewindspersoon niet meer nodig is. Hoe dan ook is het feit dat er nu een vaste commissie voor digitale zaken in de Tweede Kamer wordt geïnstalleerd positief nieuws. Hopelijk wordt digitalisering daarmee ook op de korte termijn een meer politiek volwassen onderwerp.