Het gebeurt niet vaak dat een game in een serie die al zo lang en constant loopt als Assassin’s Creed je nog weet te verrassen. Net als je denkt dat deze net-niet next gen aflevering in de “Templar tijden, Assassijn tijden”-soap al kunt uittekenen voordat je een uur gespeeld hebt komt er opeens wind in de zeilen van het team bij Ubisoft en weten ze een game neer te zetten die al het beste van de serie weet te verenigen met de lessen die ze in games als Far Cry 3 hebben geleerd om een echte open wereld te maken waarin je enorme vrijheid hebt om plezier te maken. En dan zitten er ook nog piraten in.
Na het niet zo denderende vorige deel had Ubisoft voor AC4 (ik blijf geen s’en typen) een aantal zaken te verbeteren en dat is ze op bijna alle fronten volledig gelukt. Om te beginnen de setting; de carabiën ten tijde van de piraten is een speeltuin die precies genoeg hoogteverschillen, natuur en variatie heeft om de sfeer er heel goed in te houden. Het feit dat de game er zelfs op de huidige generaties consoles fantastisch uitziet (wel niet vergeten dat alle promoshots natuurlijk wél van de next-gen versies zijn) helpt daarin mee, want het leven dat er door Ubisoft in wordt gepompt maakt de zonnige stranden, groene jungles en geheime grotten en tempels nét dat beetje leuker om in rond te zwerven met hoofdpersoon Edward Kenway (juist ja, familie van) die op bijna toevallige wijze verwikkeld raakt in de strijd tussen de Tempeliers en de Assassijnen.
En zwerven doe je, want naast de enorme oppervlakte die je in Black Flag te kunt doorkruisen Is de manier deze keer eerlijk verdeeld tussen het voetenwerk en het rondvaren op je schip, de Jackdaw. Daar zit ook een heel groot gedeelte van het speelplezier van de open wereld in, want de manier waarop je als kapitein met je schip omgaat wordt gaandweg de game steeds belangrijker. Het zoeken van kistjes, vervullen van moordcontracten en beroven van schepen die je onderweg op de (soms hele) woeste baren tegenkomt wordt opeens veel aanlokkelijker als er een echt doel achterzit, namelijk het upgraden van de Jackdaw om zodoende weer net iets meer kannonnen erop te zetten of iets langer te kunnen overleven in een gevecht. Het bootvaren en -vechten is zó goed dat je er met gemak een eigen game van had kunnen maken, maar hier krijg je het gratis bij aankoop van een op zichzelf prima Assassin’s Creed game.
Maar het is juist die afwisseling die het plezier er constant inhoudt, geholpen door het feit dat alle mechanieken naadloos op elkaar aansluiten. Op ontdekking uitgaan of van het rechte pad afwijken betekent schatten die geld opleveren, dieren die geschoten of geharpoeneerd kunnen worden om je persoonlijke uitrusting beter te maken of gevechten die aangegaan kunnen worden om verbeteringsmaterialen voor je schip te kunnen krijgen. Dat is nog niet alles, maar het is niet alleen die variatie (gaan we weer) die goed in balans is: de beloningen zijn zo goed geschaald dat er tot ver in de game nog vanalles te willen valt voor je karakter en/of schip. Als je dan ook nog een online pass bij de game hebt kun je een online-vloot gebruiken om wat extra geld te verdienen met de inmiddels gebruikelijke missies die je hulpjes voor je kunnen uitvoeren. Was voor mij niet nodig geweest, maar het doet geen pijn. Net zoals het vechtsysteem op land inmiddels wel aan een upgrade toe is, maar nooit lang genoeg duurt om je te gaan irriteren.
Dat wil niet zeggen dat alle oude systemen die nog in de game zitten de broodnodige updates hebben gehad, maar de grote irritatiepunten uit het vorige deel zijn weggepoetst en het wordt allemaal maar zelden frustrerend. Ja, je moet nog steeds veel sluipen terwijl de game daar niet echt op gemaakt is, maar dat wordt opgelost door je als dat nodig is wat extra handvaten te geven en door de AI wat dommer te maken. Dat werkt omdat je meestal als je mensen aan het volgen bent toch bezig bent met wat ze aan het zeggen zijn en op de momenten dat je ergens moet binnendringen word je zelden gevraagd om (helemaal) opnieuw te beginnen en kun je ook de gewelddadige weg volgen. Op alle fronten kun je zien dat Ubisoft het spelplezier voorop heeft gezet en zelfs de hedendaagse segmenten die je als nieuwbakken werknemer van Abstergo Entertainment (een leuke parallel voor Ubisoft zelf) in de eerste persoon speelt hebben een aparte charme die precies op de juiste momenten even alles onderbreken.
De multiplayer in de serie blijft apart ten opzichte van hoe andere games je tegen andere spelers laten vechten en hoewel ik er een beetje aan twijfel dat dit een heel populair gedeelte van de game is zal het de fans zeker niet teleurstellen. Je moet nog steeds uitblinken in onopvallende moorden als je iets wilt bereiken en er is nu zelfs een nieuwe modus die spelers dwingt om samen te werken in Discovery. Allemaal leuk, zou je er mee bezig willen gaan. Maar het is het kersje op de taart die al lekker genoeg is. Vergis je niet, dit is de minst traditionele Assassin’s Creed die er tot nu toe geweest is en voegt qua verhaal misschien niet toe wat je er van zou hopen als superfan, maar als een game zo entertaining is als Black Flag, dan moet je daar rustig over zwijgen. Laat ik het zo zeggen: ik heb in het latere deel van het spel expres niet te veel zijmissies meer gedaan. Niet omdat ik het niet meer leuk vond, maar zodat ik nog iets had om me in de tweede ronde op de PS4 straks op te verheugen. Want geloof me, die gaat er komen. Plannen om Sony’s nieuwe doos te gaan kopen is dan ook zo’n beetje het enige geldige excuus om deze release over te slaan.
Assassin’s Creed IV: Black Flag, ontwikkeld en uitgegeven door Ubisoft voor de PS3/4, Xbox en Xbox 360/One (getest), PC en Wii U op 29 oktober 2013