Weinig onderwerpen binnen de wetenschap zijn zo mager gedocumenteerd als bewustzijn. Dit schijnt het geval te zijn, omdat wetenschappers er vooralsnog niet in zijn geslaagd om bewustzijn in meetbare abstracties te vangen. Bewustzijn kan met andere woorden moeilijk in cijfers, formules of processtappen worden gevangen. Als ‘geek’ op het gebied van evolutionaire ontwikkeling voel ik mij derhalve geroepen om bewustzijnsexploratie meer toegankelijk te maken op grond van een evolutionaire benaderingswijze. Over dit onderwerp heb ik reeds een tweetal eerdere essays geschreven:
essay A) Inzichten in het hoe en waarom van ons succesvol bewustzijn
essay B) Theorie van situationeel gecodeerde manifestaties van oorzaak- en gevolgrelaties
De relatieve diepgang en de hoofdzakelijke focus op het menselijke bewustzijn binnen bovenstaande twee essays noopten mij tot de onderstaande universele versie van mijn bewustzijnshypothese. Daarnaast hoop ik dat deze versie meer toegankelijk is voor alle lezers.
Lees bovenstaande essays vanwege de relatieve diepgang en de hoofdzakelijke focus op het menselijke bewustzijn liever pas later ter verdieping dan uit nieuwsgierigheid naar mijn universele bewustzijnshypothese. Binnen het huidige essay ga ik concreet in op het fenomeen van ‘universeel bewustzijn’. Waarbij ik mij bij gebrek aan voldoende onderzoeksmateriaal overigens grotendeels baseer op de casuïstiek van het menselijke bewustzijn.
Ik wil overigens benadrukken dat ik interne reflectie (denken en redeneren) en zelfbewustzijn (denken over denken) van een hogere bewustzijnsorde acht dan ‘universeel bewustzijn’. Interne reflectie en zelfbewustzijn vormen daarom in beginsel niet het hoofdonderwerp van dit essay. Wel komen beide concepten summier aan bod binnen paragraaf 2.6.
De afbeelding volgend op paragraaf 2.4. is ontwikkeld voor essay B en overeenkomstig van toepassing voor dit essay. Tekstueel wil ik nog aanstippen dat waar ik het begrip ‘onbewust’ gebruik ik dit expliciet doe om te refereren aan het onderbewustzijn. ‘Universeel’ tenslotte staat binnen dit essay voor ‘vergelijkbaar door verschillende soortenbarrières heen’.
Hoofdstuk 2 omvat het wetenschappelijke fundament van mijn universele bewustzijnshypothese. Hoofdstuk 3 daarentegen bestaat meer uit persoonlijke noten naar aanleiding van deze hypothese.
Er bestaan ook mensen die bewustzijn proberen te verklaren op grond van het bovennatuurlijke of het goddelijke. Dit is uiteraard volstrekt onnodig. Indien een fenomeen vooralsnog niet fysiek verklaard kan worden, betekent dit nog niet dat we dan maar naar het bovennatuurlijke of het goddelijke moeten grijpen. Dit komt namelijk overeen met de reflex van een holenmens.
Indien we op de oorspronkelijke visie van holenmensen hadden gekoerst, dan zouden we waarschijnlijk nog steeds in grotten leven. De evolutietheorie biedt in de tussentijd ruim voldoende handvatten om bewustzijn grotendeels te verklaren. Al is het niet in meetbare abstracties, het is tenminste wel op grond van een wetenschappelijke methode.
Een grote hoeveelheid aan verschillende organismen op deze planeet beschikt tenminste over enige vorm van bewustzijn. Bewustzijn valt het beste te omschrijven als de mogelijkheid voor een organisme om zich minimaal op grond van zelfbehoud en realtime aan te passen aan zijn omgeving door middel van een neurologische interactie.
Een definitie die in eerste instantie onderscheid lijkt te maken tussen plantaardig en dierlijk leven. Hoewel planten zonder meer in staat zijn zich op grond van zelfbehoud aan te passen aan hun omgeving vindt dit meestal niet realtime plaats. Wanneer dit in uitzonderlijke gevallen wel het geval is (bijv. kruidje-roer-mij-niet) dan is dit het gevolg van een zuiver fysieke interactie en niet van een neurologische interactie. Het valt tenslotte niet uit te sluiten dat verschillende ‘lagere’ dierlijke levensvormen eveneens slechts met de omgeving interacteren op grond van zuiver fysieke interacties en dienovereenkomstig enig bewustzijn ontberen.
Organismen daarentegen die op grond van een neurologische interactie realtime kunnen weg bewegen van potentiële verwondingen, pijn of irritaties kunnen worden beschouwd als organismen met tenminste enige vorm van ‘universeel bewustzijn’. Zoals alle eigenschappen van levende wezens vormt bewustzijn een doodnormaal product van natuurlijke selectie op grond van een meer succesvolle overleving en voortplanting. Hetgeen in algemene zin wordt beschouwd als de grondslag van evolutie.
Zelfbehoud ontstaat als gevolg van en is inherent aan het concept van natuurlijke selectie (o.a. schaarste en competitie) en lijkt zich te kunnen manifesteren op grond van zowel genetische, fysieke als neurologische interacties.
Elk organisme met een (de)centraal zenuwstelsel dat in staat is tot neurologische interactie met zijn omgeving op grond van minimaal zelfbehoud bezit naast enig ‘universeel bewustzijn’ vanzelfsprekend een uitgebreid(er) onderbewustzijn. Het onderbewustzijn bestaat uit alle voorgeprogrammeerde onbewuste neurologische interacties van een organisme met zijn omgeving. Ook het eigen fysieke lichaam moet onder deze omgeving worden geschaard.
Voorgeprogrammeerde onbewuste neurologische interacties met de omgeving kunnen zowel bestaan uit een erfelijke (nature) als een aangeleerde (nurture) component. Het onderbewustzijn heeft zich hoogstwaarschijnlijk aanvankelijk als wegbereider en later in toenemende samenhang met het bewustzijn ontwikkeld. Bewustzijn vormt in deze zin een adaptatie van het onderbewustzijn.
Op zuiver fysieke reflexen na reguleert het onderbewustzijn feitelijk alle functies van het (de)centrale zenuwstelsel (zie paragraaf 2.3.). Binnen dit essay ga ik er vanuit dat ook het hormonale stelsel onderdeel uitmaakt van de meer uitgebreide definitie van het (de)centrale zenuwstelsel.
Benjamin Libet heeft voor het eerst wetenschappelijk aangetoond dat het ons onderbewustzijn is dat ons grotendeels reguleert. Alle motorische besluitvorming (i.c. leidend tot spiercontracties) schijnt te worden gereguleerd vanuit ons onderbewustzijn. Hoewel het ons voorkomt dat we met betrekking hiertoe ook bewuste besluiten kunnen nemen, wordt dit op grond van Libet’s interpretatie dus als onjuist beschouwd.
Op grond van uitgebreide neurologische monitoring is hiermee onderzocht en bewezen, dat zelfs als wij denken bewuste besluiten te nemen, er steevast in de orde van een paar honderd milliseconden voorafgaande aan zulke ‘bewuste’ besluiten hiermee verband houdende neurologische activiteiten in de betrokken motorische zenuwen vallen te constateren.
Wetenschapsbreed bestaat er helaas geen ultieme overeenstemming over de interpretatie van deze resultaten. Het kan er echter heel goed op wijzen dat het bewustzijn meer een verhaal achteraf is dan de feitelijke opdrachtgever van deze motorische activiteiten. De opdrachtgever zou dan namelijk steevast ons onderbewustzijn betreffen. Voor het verdere verloop van dit essay ga ik – overeenkomstig mijn door persoonlijke ervaringen gesterkte overtuiging (zie paragraaf 3.3.) – volledig uit van bovengenoemd narratief met betrekking tot de grotendeels onbewuste regulering van acties, activiteiten en gedrag.
Libet’s experiment heeft daarnaast een secundaire discussie aangejaagd met betrekking tot het wel of niet hebben van ‘vrije wil’. Dat er als gevolg van onbewuste besluitvorming geen ‘vrije wil’ meer zou kunnen bestaan, is mijns inziens echter volstrekte onzin. Onbewuste beslissingen kunnen net zo goed een manifestatie van onze ‘vrije wil’ zijn. Dat ‘vrije wil’ gelijk gesteld zou moeten worden aan ‘bewuste wil’ is een wijdverbreide misvatting, die met name het gevolg lijkt te zijn van het ontbreken van accurate modellen en voldoende begrip met betrekking tot het onderbewustzijn en het bewustzijn.
Terug naar Benjamin Libet’s experiment. Hieruit valt hoofdzakelijk af te leiden dat onze zgn. bewuste motorische besluitvorming structureel na-ijlt op onze onbewuste motorische besluitvorming. Het ligt in de lijn der verwachting dat dit dan eveneens opgaat voor onze niet-motorische besluitvorming, zoals denken en redeneren (interne reflectie). Het bewustzijn speelt hierin ongetwijfeld een belangrijke rol, maar waarschijnlijk niet in direkt aansturende of regisserende zin. Samengevat valt er langs deze lijnen te beredeneren dat wij in essentie vanuit ons onderbewustzijn worden aangestuurd en gereguleerd.
Dit duidt er op dat het bewustzijn waarschijnlijk ‘slechts’ fungeert als een soort van feedback-loop naar het onderbewustzijn in plaats van dat het een op zichzelf staande aansturende en regisserende autoriteit betreft. Dat onze perceptie van bewustzijn hieraan volstrekt tegengesteld is, behandel ik onder paragraaf 3.4. ‘Speculeren waarom ons bewustzijn fungeert als persoonlijkheid of ego’.
Het lijkt erop dat evolutionaire aanpassingen er toe hebben geleid dat het onderbewustzijn het bewustzijn aanvankelijk heeft inzet als een toepasselijk stukje gereedschap teneinde feedback uit de fysieke wereld en de omgeving te ontvangen. Het bewustzijn fungeert daarbij in zekere zin als een spiegel (feedback-loop) voor de fysieke gevolgen van acties, activiteiten en gedrag (oorzaak- en gevolgrelaties) in nauwe samenhang met het organisme. Hiermee werd het onderbewustzijn voor het eerst concreet in staat gesteld om te leren van ervaringen (nurture). Eén en ander heb ik gevisualiseerd binnen onderstaande flowchart.
Voor alle duidelijkheid: bovenstaand model betreft een flowchart van de hypothetische informatiestromen binnen ons brein en geenszins van de fysieke opbouw ervan. Binnen het eerder aangehaalde essay B worden de uitgangspunten van bovenstaand model gedetailleerder toegelicht.
Je kunt je ongetwijfeld voorstellen dat het, zonder enige vorm van bewustzijn, voor een organisme onmogelijk is om te leren van ervaringen of indrukken. In zo’n geval blijft een organisme beperkt tot zijn onveranderbare genetische en fysieke programmering, omdat bewuste waarneming en evaluatie van acties, activiteiten en gedrag niet kunnen bestaan, noch kunnen leiden tot leergedrag.
Mijn hypothese en betoog baseren zich op een zgn. bewijs uit het ongerijmde, omdat er niet kan worden aangetoond dat het bewustzijn inderdaad bestaat om bewust waar te nemen en te leren van ervaringen of indrukken. Het tegendeel lijkt echter wel valide te kunnen worden aangetoond: zonder enig bewustzijn kunnen er geen bewuste waarnemingen of het leren van ervaringen of indrukken bestaan.
Neem nou bijvoorbeeld eens het gooien van een bal in een basket. Door bewust waar te nemen waar de basketbal aanvankelijk terecht komt, kan het onderbewustzijn op grond van deze feedback de motorische aansturing vanuit het zenuwstelsel naar de spieren evalueren en bijstellen naar een defacto instelling die beter aansluit bij een worp in of dicht bij de basket.
Met de evolutie van het bewustzijn ontstond er voor organismen voor het eerst de mogelijkheid om de fysieke gevolgen van acties, activiteiten en gedrag (oorzaak- en gevolgrelaties) bewust waar te nemen en te evalueren. Vanuit dit besef valt eenvoudigweg te onderkennen dat organismen die tenminste over enig sociaal- of leergedrag beschikken, tenminste ook over enige vorm van bewustzijn moeten beschikken. Dit geldt bijvoorbeeld dus ook voor bepaalde insecten.
Het onderbewustzijn gebruikt het bewustzijn dus hoogstwaarschijnlijk als een soort van spiegel (feedback-loop) om de gevolgen van zelf geïnitieerde acties, activiteiten en gedrag in de fysieke wereld en omgeving waar te nemen en te evalueren (oorzaak- en gevolgrelaties). Vanuit een dergelijk beginpunt is het vervolgens een relatief kleine evolutionaire stap om ook de gevolgen van acties, activiteiten en gedrag van nabij gelegen anderen of objecten waar te nemen en te evalueren.
Op zijn minst binnen ‘Homo sapiens’ is dit vervolgens verder geëvolueerd tot interne reflectie op grond van het waarnemen en evalueren van denken en redeneren. De mens blijkt uiteindelijk zelfs in staat om te denken over denken (zelfbewustzijn). De ontwikkeling van taalvaardigheid is hiervoor vanzelfsprekend essentieel geweest. Denken en redeneren en denken over denken vertonen namelijk veel overeenkomsten met het voeren van een conversatie met een ander.
Interne reflectie en zelfbewustzijn zijn feitelijk weinig anders dan het voeren van een conversatie met jezelf. Het is goed voorstelbaar dat interne reflectie en zelfbewustzijn zich gelijktijdig met het ontstaan van taalvaardigheid hebben ontwikkeld. Het ontstaan van taalvaardigheid en de sterke toename van ons bewustzijn lijken namelijk onderdeel van dezelfde gedeelde cognitieve ontwikkeling.
Taalvaardigheid heeft ons bewustzijn in staat gesteld om fijner deelbare abstracties te verwerken. Dit komt in de praktijk neer op het subtieler onderscheid kunnen maken tussen verschillende betekenissen en concepten op grond van woorden naast de reeds bestaande beelden. Dit moet de plasticiteit (flexibiliteit) van ons bewustzijn enorm hebben versterkt en uiteindelijk zelfs hebben geleid tot het ontstaan van interne reflectie en zelfbewustzijn. Het onderbewustzijn heeft zich hiermee een bijna onbeperkt lerend vermogen toegeëigend.
Binnen de paragrafen hieronder reflecteer ik op verschillende aspecten van de door mij ontwikkelde universele bewustzijnshypothese. Het maakt dit laatste hoofdstuk zowel minder abstract als minder wetenschappelijk van karakter. Deze paragrafen kunnen daarom het beste worden beschouwd als persoonlijke noten naar aanleiding van mijn universele bewustzijnshypothese.
Voor alle criticasters: het is weliswaar mogelijk om door iteratie of herhaling van onbewust handelen en bewust redeneren toch bewust gedrag te vertonen. Het afleggen van een geografisch traject, het bouwen van een huis of het repareren van een apparaat komen bijvoorbeeld sterk overeen met een dergelijk iteratief proces. Zo’n iteratief proces bestaat uit een continu afwisseling van onbewust handelen en bewuste feedback (bewust redeneren).
Ook het schrijven van dit essay bestaat uit een dergelijk iteratief proces van onbewust handelen en bewuste feedback. Ik ervaar bijvoorbeeld uitdrukkelijk dat de woorden en zinnen aanvankelijk rechtstreeks aan mijn onderbewustzijn ontspruiten. Tot aan het daadwerkelijke uittypen toe (tienvingerig systeem) blijft het mij onduidelijk hoe woorden zich precies aan elkaar zullen rijgen tot zinnen en zinnen tot verband houdende alinea’s.
Het enige dat ik mij voorafgaand aan het daadwerkelijke uitschrijven bewust ben, is een relatief vage conceptie van wat ik probeer te beschrijven. Dit proces wordt continu gemonitoord en bijgestuurd op grond van mijn bewuste feedback op de woorden, zinnen en alinea’s die uiteindelijk op mijn beeldscherm verschijnen. Op deze manier wordt mijn onderbewustzijn in staat gesteld om content te creëren op grond van bewuste feedback en bewust redeneren.
Sommigen zullen het begin van een dergelijk proces bij voorkeur categoriseren onder inspiratie. Ikzelf categoriseer het begin van een dergelijk proces liever onder onbewust handelen.
Eerder heb ik opgemerkt dat ik door typische persoonlijke ervaringen in mijn overtuiging gesterkt ben dat onbewust handelen de norm vormt. Lang voordat ik überhaupt van Benjamin Libet’s experimenten had gehoord, bestond er bij mij al de notie dat ons bewustzijn niet de dominante aanwezigheid vertegenwoordigt, die wij ons bewustzijn over het algemeen toerekenen.
Als gevolg van diverse onfortuinlijke tuimelingen op mijn hoofd en vanwege het eenmaal ervaren van illusies of wanen als gevolg van een teveel aan drank en een te weinig aan slaap gedurende mijn jongere jaren, heb ik namelijk meermaals het volgende mogen ervaren: ‘zelfs wanneer de alomvattende ervaring van een normaal of volledig bewustzijn grotendeels leek te zijn weggeduwd of weggetrokken, bleek ik tot mijn oprechte verbazing nog altijd prima in staat om mijzelf in veiligheid te brengen of actief om hulp te vragen’. Ook met een bewustzijn dat grotendeels in verwarring was, bleek ik dus nog prima in staat om intuïtief te reageren.
Dergelijke ervaringen hebben bij mij de notie doen ontstaan dat wij helemaal niet door ons bewustzijn worden gereguleerd. Deze aanvankelijk vage notie heeft mij in mijn latere leven geïnspireerd om mij waar mogelijk te verdiepen in het wezen van bewustzijn en onderbewustzijn. Uiteindelijk resulterend in de volgens mij goed onderbouwde universele bewustzijnshypothese binnen hoofdstuk 2.
Eerder binnen dit essay gaf ik al aan dat mensen hun bewustzijn over het algemeen ervaren als leidend en regisserend. Dit terwijl ons handelen daarentegen grotendeels en rechtstreeks wordt gereguleerd vanuit ons onderbewustzijn en ons bewustzijn weinig anders is dan een dunne schil rondom een uitgebreid en regulerend onderbewustzijn. Hieronder ga ik in op enkele speculatieve verklaringen omtrent dit vooralsnog volstrekt onbegrepen fenomeen.
(1) Om in staat te kunnen zijn tot het voeren van een conversatie met een ander heb je wellicht een persoonlijkheid of ego nodig. Het is goed denkbaar dat dit noodzakelijk is om jezelf tijdens conversaties in psychologisch opzicht voldoende van de ander gescheiden te houden. Dit kan er de reden van zijn dat ons bewustzijn voor ons aanvoelt als een concrete persoonlijkheid of ego (i.c. onszelf).
(2) Daarnaast kan het vanwege voor de hand liggende redenen onwenselijk zijn om zowel vanuit het onderbewustzijn als vanuit het bewustzijn beide een persoonlijkheid te entameren. Het hebben van twee persoonlijkheden binnen één brein leidt namelijk gegarandeerd tot conflicten. Misschien is dat wel wat er misgaat bij schizofrenie of een meervoudige persoonlijkheidsstoornis, wie zal het zeggen?
Dergelijke voorwaarden voor het bestaan van één bewuste persoonlijkheid kunnen er toe hebben geleid dat wij ons bewustzijn langzamerhand (onterecht) zijn gaan ervaren als de essentie van onszelf. Ondanks het feit dat niet ons bewustzijn, maar juist ons onderbewustzijn de werkelijke of ware essentie van onszelf en ons zijn vormt. Niettemin vormt ons bewustzijn natuurlijk wel een bepaalde afspiegeling van ons onderbewustzijn, echter verre van compleet.
[Fotocredits – freshidea © Adobe Stock]