Op 8 april 2014, ruim acht jaar na de stemming in het Europarlement over de richtlijn bewaarplicht telecomgegevens, haalde het Europees Hof van Justitie die richtlijn door de shredder. Dit dossier is typerend voor de manier waarop we allerlei zogenaamde antiterreurwetten worden “ingerommeld”, vaak door partijen die het hardst roepen over ongewenste Europese bemoeienis. Een blik terug en vooruit.
In december 2005 stemde D66 tegen de richtlijn bewaarplicht telecomgegevens. Ik zei daarover in het debat: “Maken de voorstellen die nu op tafel liggen onze wereld veiliger? Nee, er wordt voor een groot deel schijnveiligheid gecreëerd, want de voorstellen zijn niet proportioneel, ze zijn niet effectief, want makkelijk te omzeilen, er zijn onvoldoende garanties voor de bescherming van onschuldige burgers en tenslotte, Voorzitter, is er onvoldoende garantie voor goede samenwerking en uitwisseling tussen de lidstaten, want dat is wel de sleutel tot een effectief beleid, en daar zien we nog steeds niet voldoende resultaat“.
Ook juristen en privacy experts waren negatief over de richtlijn. De rapporteur van het Europees Parlement, mijn liberale collega Alexander Alvaro, was ook faliekant tegen, maar een grote meerderheid van de sociaal- en christendemocraten, waaronder het CDA, stemden voor. Net als D66 stemde de VVD tegen en PvdA was verdeeld, en daarmee begon de sage van de richtlijn bewaarplicht.
Het Europese Hof oordeelde deze maand dat grootschalige, langdurige opslag van metadata een onaanvaardbare inbreuk op de grondrechten is. Persoonsgegevens van alle gebruikers worden opgeslagen, zonder concrete verdenking of aanleiding, zonder adequate juridische waarborgen voor burgers, en zonder onderbouwing voor de lange bewaartermijn.
Policy laundering
De geschiedenis van de richtlijn is een schoolvoorbeeld van policy laundering. In 2005 wilden enkele nationale regeringen, het Verenigd Koninkrijk voorop, een nationale bewaarplicht invoeren, maar zij vonden geen steun in het nationale parlement. Vervolgens besloten ze tot “witwassen van wetgeving”: wetgeving afdwingen via een Europese of internationale achterdeur. De regeringen van de EU-lidstaten wilden dat eigenlijk ongestoord in besloten overleg bedisselen, maar moesten knarsetandend vaststellen dat het juridisch onmogelijk was het Europees Parlement volledig te omzeilen. Dus werd het Parlement fors onder druk gezet om de richtlijn er snel doorheen te jagen, ook al was van meet af aan duidelijk dat deze juridisch rammelde.
Smoes
De richtlijn bewaarplicht werd gepresenteerd als een interne marktmaatregel, niet als een anti-terreurmaatregel. Want voor interne marktmaatregelen gelden lichtere wetgevingsprocedures. De lidstaten gebruikten als smoes dat gelijke spelregels voor bewaarplicht nodig waren voor de interne markt. Dat die bedrijven daar nooit om hadden gevraagd, en bovendien werden opgezadeld met de lasten van de bewaarplicht, werd gemakshalve even genegeerd.
Dat de richtlijn rammelde bleek ook tijdens de fase van omzetting naar nationale wetgeving. In Duitsland sneuvelde de nationale wet bewaarplicht voor het Constitutionele Hof in Karlsruhe. Ook in veel andere landen lukte het niet om de bewaarplicht te verankeren in nationale wetten.
Bovendien hebben de nationale regeringen nagelaten bewijs te leveren voor de noodzaak van de opslag van metadata in de strijd tegen misdaad en terreur.
Nederland
Helaas kent Nederland geen constitutioneel hof, waar we wetten kunnen laten toetsen. In 2009 werd dan ook na veel gedoe de wet bewaarplicht aangenomen, met steun van CDA, SGP, CU en PVV. Ook VVD had zich bedacht en steunde de wet. D66, PvdA, GroenLinks en SP stemden tegen. Toenmalig CDA-minister van Justitie Hirsch Ballin, tegenwoordig hoogleraar rechten, vond het kennelijk niet bezwaarlijk een wet in te voeren die juridisch ondeugdelijk was.
De politieke druk bleek groter dan het gezond verstand en dat is zorgelijk. Politici moeten instaan voor wetten die passen binnen de kaders van de rechtsstaat, wetten die de toets van de burgerrechten kunnen doorstaan. Het moet geen gewoonte worden dat rechters het enige tegenwicht zijn van politiek opportunisme. D66 roept de Europese Commissie dan ook op tot het starten van een “omgekeerde inbreukprocedure”, zodat de implementatie van de richtlijn bewaarplicht telecomgegevens uit alle nationale wetboeken wordt gewist.
Want in 2014 is het een kabinet van VVD-PvdA, waarvan een meerderheid in 2005 tegen de bewaarplicht stemde, dat halsstarrig weigert om de wet bewaarplicht nietig te verklaren, zelfs nu het fundament ervan is weggeslagen. Om in VVD-jargon te spreken: Nederland moet zich richten tot haar kerntaken. Voor D66 betekent dit onder meer waarborging van grondrechten en burgerlijke vrijheden. Niet het in stand houden van een wet die de gegevens van onschuldige mensen zonder aanleiding of verdenking opslaat en doorgeeft en bedrijven onnodig op kosten jaagt. De huidige discussie rondom de in Nederland verzamelde metadata die ingezet zouden worden bij aanvallen van Amerikaanse killer drones onderstreept nog eens de risico’s van misbruik.
En terwijl de Europese Christendemocraten alweer aan de poorten kloppen voor een nieuwe richtlijn opslag metadata, kunnen we lessen trekken uit deze sage: wetgeving is niet alleen een kwestie van politieke opportuniteit, maar wetten moeten ook juridisch en grondwettelijk solide zijn. Dat vereist zorgvuldigheid. Juist als de grondrechten én de veiligheid in het geding zijn.