Martijn Steinpatz schrijft al jaren over games en speelt ze nog veel langer. Wil meer dan alleen standaard artikelen schrijven.
Het boek Irrational Games kunnen we definitief sluiten. Grote baas Ken Levine besloot in februari de studio op te heffen, maar we hadden nog een game van ze tegoed. Bioshock Infinite: Burial at Sea 2 is een solide afsluiter van de serie. Het gaat terug naar het griezelige origineel, met meer kruip- en sluipwerk. Het verhaal zal je echter enorm veel hoofdpijn bezorgen.
Ken Levine trok dit jaar de stekker uit Irrational Games. Hij wilde weer terug naar een kleine studio en zich richten op korte, verhaalgedreven spellen. Irrational kon daar niet aan voldoen, waarop uitgever 2K games besloot deze compleet op te heffen. Ongetwijfeld zal een andere developer (de resten van 2K Marin? Bay Area 2K?) de serie overnemen, maar Levine was er klaar mee.
Dat valt te merken. De tweede Burial at Sea sleept zich soms richting het einde. Een aantal scènes zagen we al eerder in een andere vorm. Andrew Ryan’s Preparatory Academy herhaalt de filosofie van Rapture uit de eerste twee Bioshocks. De ontwikkeling van de Big Daddies en Little Sisters schokt nauwelijks meer. Atlas, Ryan, Fontaine, we weten al hoe dit verhaal afloopt.
Dat neemt niet weg dat er nog steeds ijzersterke scènes tussen zitten. De eerste vijf minuten, de liftscène in Fink Manufacturing en een ‘geintje’ van Sander Cohen tonen nog steeds de magie van de serie aan. Dat is ook grotendeels te danken aan het uitstekende acteerwerk van Courtnee Draper en Troy Baker. De eerste zet op sublieme wijze een vermoeide en emotioneel gebroken Elizabeth neer.
De game wordt echter nog steeds door de splicers gedragen. Hun geraaskal maakt de onderwaterstad net zo eng en claustrofobisch als vroeger. Hun hoogtepunt komt in Bathyspheres DeLUXE, waar een ‘kandidaat voor Miss Rapture 1958’ een speech en daarna serenade in de hal geeft. De scène is absurd, macaber en tragisch tegelijk – en het vat de stad uitstekend samen.
Neermeppen
Deze claustrofobie wordt versterkt door de gameplay. Elizabeth heeft haar krachten verloren en moet daardoor tactisch en voorzichtig te werk gaan. In de praktijk betekent dat mensen van achteren besluipen en neermeppen. ‘Liz’ beschikt weliswaar over een kruisboog met verdovende pijlen en handige plasmids waarmee ze door muren kan kijken of vijanden kan bevriezen, maar munitie en voorraden zijn schaars. Sluipen en slaan is dus het motto.
Het geeft een geweldige ‘Predator’ ervaring. Helaas wordt dat gevoel soms verstoord doordat vijanden aan ADD lijden. Ze geven de jacht al na een halve minuut op – ook al zijn ze de laatste overgebleven tegenstander. Van schizofrene splicers kunnen we dit nog begrijpen, maar bij normale tegenstanders stoort het enorm. Vreemd, want Dishonored liet zien hoe het wel kon.
Een ander probleem is het verhaal zelf. We krijgen in het eerste half uur een plotwending voor de kiezen waar Manoj Shyamalan een puntje aan kan zuigen. Het verklaart waarom Elizabeth geen portalen meer kan openen, maar wekt voor de rest van de game enorme verwarring op. Er volgen daar nog een paar wendingen en die geven alleen maar meer hoofdpijn.
Naarmate de game vordert lijkt de game zich ook steeds meer te verstrikken in haar eigen ambities. Het wil alle losse eindjes van de complete Bioshock series netjes aan elkaar knopen, maar dat werpt alleen maar meer vragen op. Misschien heb ik een aantal audio dagboeken gemist die meer duidelijkheid kunnen scheppen. Ik vrees alleen dat die niet voldoende zullen zijn.
Bioshock Infinite had een uitstekend verhaal met (iets) tegenvallende besturing. Bij de Burial at Sea DLC’s is het andersom. Het tactische sluipwerk bevalt mij meer dan de vertelling – ondanks de soms ijzingwekkende sfeer en het uitstekende acteerwerk van Draper. Ken Levine’s zwanenzang blijft solide werk. Ik vrees alleen dat we eerder het bizarre plot zullen herinneren dan de game zelf.