Denk aan Londen en er komen waarschijnlijk dit soort dingen voorbij: rode dubbeldekkerbussen, Big Ben, de iconische cabs en natuurlijk de rode telefooncellen. Voor veel mensen is een tripje naar Londen dan ook niet compleet zonder foto in een telefooncel. Dat wordt echter steeds moeilijker, want door mobiele telefoons worden de hokjes amper gebruikt. Terwijl in de jaren ’80 maar liefst 73.000 actieve telefooncellen in Groot-Brittannië stonden. Toch verdwijnen ze nog niet volledig.
Een telefooncel: in Nederland zie je ze eigenlijk helemaal niet meer (tenzij je die apparaten van Buitenlandse Zaken meetelt). Zelfs de praatpalen aan de kant van de snelweg zijn verdwenen sinds we overal in ons land een dekkend mobiel netwerk hebben. In Engeland ligt dat anders. Daar zijn nog steeds plekjes die niet van een mobiel netwerk kunnen worden voorzien. Hierop heeft Ofcom besloten om tenminste 1.400 rode telefooncellen te beschermen.
Zo kunnen mensen op het platteland, want daar gaat het vaak om, toch nog telefoneren wanneer zij dat willen. Ook blijven er in Londen wel een aantal staan, al is dat niet vanwege het uitblijven van mobiele connectie, maar simpelweg omdat ze behoren tot het Londense straatbeeld. In eerste instantie wilde British Telecom (BT) de telefooncellen allemaal sluiten, maar provider Ofcom wil zorgen dat locaties met een minder goed mobiel bereik toch van de cellen gebruik kunnen blijven maken.
Ook wil Ofcom telefooncellen laten staan op plekken waar vaak ongelukken of zelfmoorden plaatsvinden, of waar er vaak naar de Kinderbescherming wordt gebeld. Er worden nog steeds veel telefoontjes gepleegd naar hulpdiensten. 150.000 van die telefoongesprekken werden in de afgelopen jaren gepleegd vanuit zo’n telefooncel.
Ofcom heeft regels opgesteld voor telefooncellen die mogen blijven. Dat zijn: hij moet staan op een locatie die niet wordt gedekt door alle vier de mobiele netwerken, of hij moet staan op een plek waar veel ongelukken gebeuren, of er moeten in de afgelopen 12 maanden meer dan 52 telefoongesprekken vanuit de rode telefooncel zijn gepleegd, óf het wordt vaak gebruikt om de kinderbescherming te bellen.
Telefooncellen zijn echter niet allemaal altijd nog telefooncellen. Soms krijgen ze een ander doel dan een plek om te telefoneren: zo zijn er 6,000 telefoonhokjes gered die nu een andere taak hebben. Denk aan telefoonhokjes die dienst doen als ophanglocatie voor een defibrillator om mensen te helpen die een hartaanval krjjgen. Ook worden er vaak openbare bibliotheekjes van gemaakt waarbij je zelf boeken kunt neerleggen en meenemen.
Kortom, in Engeland is er zeker nog een markt voor de iconische telefoonhuisjes (die overigens ook perfect onderdak bieden als het er weer eens regent). In Nederland zijn telefooncellen inmiddels uitgestorven, als we het tenminste hebben over de variant met een vaste telefoon. Wel zijn de telefooncellen waarin je mobiel kunt bellen in opkomst, zeker nu er op kantoor steeds vaker hybride wordt vergaderd. Het verhaal van de telefooncel in Nederland is een verhaal over KPN. KPN beheerde deze openbare telefoons in Nederland, al had Telfort van 1999 tot en met 2008 ook een aantal telefooncellen bediend op NS-stations.
In 1931 werd in Nederland de eerste telefooncel op straat geplaatst en wel op het Valeriusplein in Amsterdam. Het was precies een Britse telefooncel, maar dan beige in plaats van rood. Wil je hem zien, dan kan dat: hij staat in het Museum voor Communicatie in Den Haag. Telefooncellen moesten erg robuust zijn, want ze hadden regelmatig te kampen met vandalisme. Toch moesten ze er zijn: in 2008 stond er nog in de wet dat er één telefooncel moest zijn per 5.000 inwoders.
KPN zag dat er door de mobiele telefoon een steeds minder grote vraag was naar telefooncellen en besloot ze hierop te sluiten. In 2015 waren er echter nog wel 440 telefooncellen operationeel in 64 verschillende gemeenten in ons land. Ze zijn nu bijna allemaal weg. Wil je toch nog een telefooncel bewonderen, dan zou je op Schiphol kunnen kijken, want daar zouden er nog een paar staan. Wel even wat kleingeld meenemen.