Jarenlang was het voor veel smartphone gebruikers de normaalste zaak van de wereld. Op het moment dat de nieuwste Apple iPhone, Samsung Galaxy S of Huawei P in de winkels verschenen, dan ging je die halen. Sommige gebruikers deden dat ook echt elk jaar, maar de meesten sloegen, vanwege de looptijd van hun mobiele abonnement ‘met toestel’, vaak een jaartje over. Hoe dan ook, je moest en zou natuurlijk de beste en meest high-end uitvoering van je favoriete smartphone hebben.
En dat gold eigenlijk ook al in het pre-smartphone tijdperk. Toen alleen met merken als Nokia, Sony-Ericsson en Motorola. Ik kan mij in ieder geval nog heel goed de komst, en successen, van de Nokia N95, de eerste Motorola RAZR en de Sony-Ericsson P800 herinneren. Om zomaar eens een paar voorbeelden te noemen.
Behalve dat mobiele telefoons, sinds een jaar of vijftien smartphones, nieuwe gadgets en hebbedingetjes waren, moest je voor een goede, complete, ervaring altijd het vlaggenschip model kiezen. De Nokia N95 had destijds nu eenmaal de beste camera en je kon er bovendien mee navigeren dankzij de ingebouwde GPS.
Met de opkomst van de smartphone, ingeluid door de iPhone in 2007, veranderden wel de merken, maar moest je, voor de beste specs en ervaring, nog steeds kiezen voor de meest uitgebreide – en dus ook duurste – uitvoeringen. Er waren wel goedkopere toestellen, ook van de bekende merken, maar die lieten toch ook veel te wensen over. Het verschil tussen een Samsung Galaxy S4, die bij de introductie 700 euro kostte, en de goedkope Galaxy Young, van 169 euro, was enorm. Het waren beiden Android smartphones, maar daar hield het vergelijk ook wel op. Die 700 euro betaalde overigens bijna niemand, aangezien Samsung haar adviesprijzen direct drukte. Eerste door een ‘introductie-korting’ van minimaal 100 euro, die dan na een of twee maanden overging in een vaste nieuwe, lagere adviesprijs.
Dat was acht jaar geleden. Sindsdien is veel veranderd. De vlaggenschip smartphones van nu hebben prijskaartjes die de 1000 euro ver overstijgen. Natuurlijk, de Galaxy S21 is er nog altijd ‘vanaf’ 849 euro (introductieprijs), maar voor de meest uitgebreide versie betaal je al bijna 1500 euro. En dan zijn er ook nog de ‘foldable’ modellen. Feitelijk zijn dat dé flagships van de jaren 20, met prijskaartjes die de 2000 euro aantikken en passeren. Het moge duidelijk zijn dat fabrikanten als Samsung er alles aan doen om die dure toestellen aan de man en vrouw te brengen. Maar, zoals gezegd, er is veel veranderd.
Ten eerste liggen tegenwoordig veel meer alternatieven, met veel vriendelijkere prijskaartjes, in de (online) telefoonwinkels. De specs en prestaties van die toestellen doen bovendien nauwelijks nog onder voor die van hun veel duurdere concurrenten. Of, in het geval van Samsung, de ‘duurdere boers en zussen’. En daarmee is de discussie over de zin van het kopen van een flagship smartphone wat mij betreft gesloten. Voor amper een derde, tot een kwart, van de kosten van een vlaggenschip koop je tegenwoordig een toestel dan voor 95 procent gelijkwaardig presteert. Met andere woorden:
Deze revolutie werd zoals gezegd enkele jaren geleden ingeluid met de komst van toestellen als de OnePlus One en de Nokia 7 Plus. Dat waren smartphones met een vriendelijk prijskaartje die qua specs en prestaties al nauwelijks onder deden voor hun duurdere concurrenten. Die ontwikkeling werd nog eens versneld doordat eerste Apple, en daarna ook Samsung, het wel een goed idee vonden om de prijzen van hun vlaggenschip smartphones naar 1000+ euro te tillen.
Daarmee opende deze twee merken de deur voor een nieuwe ‘top-mid-range’ categorie. Smartphones met top-specs en een prijskaartje dat onder de 500 euro lag. Voorheen was het prijsverschil tussen een Galaxy S of iPhone en een voordeligere mid-range smartphone niet interessant genoeg. Je kon hooguit een paar honderd euro besparen. Ineens werd die besparing wél interessant. Voor de helft, en nog minder, kon je een prima smartphone kopen. Dat verschil liep, met de nog verder stijgende prijzen van de Galaxy S en iPhone modellen – en de komst van de foldables – uiteindelijk nóg verder op. Een besparing van 1000 euro werd heel normaal. En dan gaan toch steeds meer mensen twijfelen of ze nog wel de nieuwste Galaxy S of iPhone willen hebben.
Samsung is inmiddels tot het inzicht gekomen dat het verstandig is om die mid-range markt ook te gaan bedienen. Daarvoor heeft de Koreaanse fabrikant de Galaxy A5x-series uitgekozen. In 2020 was de Galaxy A51 al een van de best verkopende mid-range smartphones. Gevolgd, in 2021, door de Galaxy A52 en A52s (5G model). De specs en prestaties van met name de Galaxy A52 modellen leveren mijns inziens het ultieme bewijs voor de stelling dat je een dief van je eigen beurs bent als je nú nog een smartphone zou kopen van 1000 euro, of nog meer. Sterker nog, meer dan 450 euro hoef je écht niet meer te besteden.
Tegelijkertijd betekent het ook dat Samsung toestellen als de Galaxy S21 Ultra hiermee min of meer zelf uit de markt geprijsd heeft. Ik bedoel, waarom zou je tot 1000 euro meer betalen voor een toestel dat bijna hetzelfde kan? Dat geldt, in mindere mate, ook voor de Galaxy Fold modellen. Die hebben dan nog wel het voordeel dat het een relatief nieuw ontwerp en nieuwe technologie betreft. Leuk voor de tech-geeks, early adopters en gadget-freaks.
Natuurlijk moet iedereen voor zichzelf bepalen wat hij of zijn wil uitgeven aan een nieuwe smartphone. IPhone gebruikers die zweren bij de Apple smartphone, moeten zich ook zeker niet gedwongen voelen om nu ineens over te stappen naar een voordelig Android alternatief. En Galaxy S-series gebruikers die bij hun vlaggenschip zweren, moeten dat ook vooral blijven doen, als ze daar hun geld aan willen blijven besteden.