Je ziet in het openbaar vervoer momenteel meer Nintendo Switch-consoles dan ooit tevoren. De reden? Simpel: Tears of the Kingdom. De nieuwe game uit de The Legend of Zelda-reeks gooit hoge ogen. In onze review lees je wat het spel zo aantrekkelijk maakt, maar ook: wat het soms een flinke uitdaging maakt.
Het is inmiddels alweer lang geleden dat we werden getrakteerd op een vers Zelda-avontuur. De laatste was Breath of the Wild in maart 2017. We zijn dus ruim vijf jaar verder en ik moet zeggen: toen ik Tears of the Kingdom aanzwengelde, moest ik even bedenken hoe het ook alweer allemaal werkte. Wat daarbij een extra uitdaging is, dat is dat er al vrij snel een nieuwe gave wordt geïntroduceerd: de gave om dingen op te rapen en aan elkaar te lijmen.
Zo moet je bijvoorbeeld een soort bewegende platforms maken door een haak te bevestigen aan twee planken hout en dit weer op een soort rails te zetten (en er ook nog op tijd op te springen om erop mee te gaan). Het is tof omdat je je brein echt aan het werk moet zetten. Op zich is de game aan het begin vrij lineair: je weet ongeveer wel waar je heen moet en als er nog eerst opdrachten moeten worden gedaan, dan is het wel redelijk duidelijk wat er dan van je verwacht wordt.
Echter wil dat niet zeggen dat het ook makkelijk is. Naast dat je dus erg creatief moet zijn met de objecten die hier en daar door de spelwereld verspreid liggen (en ook nog heel wat hannessen om de besturing ervan in de vingers te krijgen), moet je ook vrij veel meters maken die soms nergens op uitdraaien. Zo wilde ik heel enthousiast naar een bepaalde soort shrine toe, maar dat kon niet omdat het er nogal bevroren was en dat kon mijn vrij verse, halfnaakte Link niet aan. Balen, want je bent er dan wel helemaal heengelopen. Verder zoeken dus.
Deze game is briljant, want alles is zo mooi en zit zo goed in elkaar, en je weet ook dat je daarop kunt vertrouwen met een franchise als deze (en een gamemaker als Nintendo), dus zelfs als het even heel uitdagend is en je denkt: “Jemig, waarom lukt het niet?” dan houd je toch vol, en dan zal je ook merken dat deze game je beloond. Niet alleen met dat heerlijke gevoel van: “Hey, het is gelukt!” maar ook met een geweldig nieuw gedeelte van de wereld van Link en Zelda om te ontdekken.
Sommige mensen laten zich afschrikken door het idee dat deze game openwereld is, maar er is altijd een rode lijn. Deze game pakt dat ook weer heel goed aan met allerlei missies die je kunt gaan doen, maar ook door het verhaal. In eerste instantie lijkt dat nog wat dun, maar al gauw duik je er steeds verder in. Je bent namelijk te gast in wat een vroegere wereld van een ander soort beschaving was en daar ontfutsel je gaandeweg steeds meer over.
Mocht je je trouwens afvragen hoe dat met die gave zit: Link is zijn arm kwijt, maar heeft nu een magische arm die steeds meer krachten kan bevatten. Je komt onderweg allerlei personages tegen die je helpen om alles beter te begrijpen, maar ook om uitleg te geven over je magische krachten. In eerste instantie doorkruis je die wereld te voet en is het alles wat overweldigend, maar uiteindelijk is dat ook wel weer de kracht van dit spel: je zo heftig overweldigen, dat je steeds meer wil weten van de wereld en steeds meer wil doen om gewoon wat grip te krijgen. Zo kun je later bijvoorbeeld te paard gaan, waardoor je veel sneller op een andere plek bent (maar er zijn meer manieren hoor).
In Tears of the Kingdom ben je een uitvinder en een padvinder, een superheld en een soort klein kind dat niets weet, je bent zoekende, maar je vindt tegelijkertijd ook heel veel. Je leert aldoende en Nintendo geeft je precies genoeg om je op de been te houden, geïnspireerd om deze wereld beter te leren begrijpen. Het klinkt nu alsof er misschien niet veel vrijheid is, maar vrijheid is juist precies waar Zelda om gaat. Er zijn handvatten waardoor je jezelf enigszins een weg kunt banen door dit avontuur, maar als je je eigen weg wil gaan, dan ben je ook welkom. Je kunt vanalles en nogwat uitvinden: het is knap om te zien hoe veel verschillende objecten op verschillende manieren op elkaar kunnen.
De vrijheid zit hem echter ook in het gevecht. Er werd wel gezegd dat je even moet focussen op vijanden en vooral niet teveel één-op-één moet vechten, maar ja, ik ben een lompe gamer, dus ik heb natuurlijk alsnog wel tak na tak op het hoofd van mijn vijand stukgeslagen: heerlijk. Dat geeft echter niet: er zijn eigenlijk voortdurend meerdere wegen naar Rome. Dat maakt het overigens wel een minder aantrekkelijke game om mee te kijken, omdat je zelf iets mogelijk heel anders had willen doen dan de persoon met de Joy-Cons in handen. Al is het ook wel weer leerzaam: je krijgt even een kijkje in de keuken van hoe het ook kan.
Vond je Breath of the Wild al groot lijken, dan heb je dat waarschijnlijk nog meer met Tears of the Kingdom, want deze game heeft overal lagen: fysieke lagen, maar ook psychologische lagen. Je komt jezelf in deze game best weleens tegen, maar tegelijkertijd is er dus ook simpelweg heel veel lagen aan terrein om te doorkruisen. Het is allemaal even magisch: het voelt goed, je voelt je nooit echt aan je lot overgelaten en je kunt erop vertrouwen dat je er wel uitkomt. Weer verder, om nog dieper op de ontdekkingstocht te gaan. Om nog moeilijkere vijanden te bevechten en om nog betere uitvindingen te doen. Wie weet wat je daar achter die heuvels weer vindt? Het is zelfs bijna jaloersmakend om mensen te zien die nog niet zo ver zijn in het spel: die hebben nog zoveel te ontdekken. Ga het doen, want deze game is nu al verreweg de grootste aanrader op gamegebied van dit jaar. Sowieso waar het om Nintendo gaat, maar misschien wel in het algemeen.