Het debuut van Moon Studios duurde misschien maar dertig seconden op de E3, het was genoeg om de harten van pers en publiek te stelen. Terecht,
Ori and the Blind Forest is een prachtig vormgegeven ode aan de Ghibli films. En bij vlagen heel, heel moeilijk.
We zeggen het niet vaak meer in reviews, zo verwend dat we zijn met grafische engines, maar
Ori and the Blind Forest ziet er werkelijk schitterend uit. De tekenstijl lijkt regelrecht uit Princess Mononoke of Spirited Away te komen, en ver in de achtergrond zien we de blaadjes in de bomen trillen. Moon Studios herinnert ons weer hoe prachtig 2.5D graphics kunnen zijn.
Dat kunnen we ook zeggen van het verhaal. Het klinkt wellicht wat simpel, katachtige geest moet boomgod van kwade uil redden, maar het wordt liefelijk en sprookjesachtig verteld, met een prachtige soundtrack ter ondersteuning. En als je de eerste vijf minuten niet minstens een beetje treurig voelt, dan mis je toch echt een hart.
Om de boom te redden moet Ori (de geest in kwestie) drie spirituele objecten vinden. Dat gebeurt op de bekende metroidvania manier. Overal zijn powerups en speciale krachten verstopt, waardoor onze held sterker wordt, meer vaardigheden krijgt en op andere plekken in de wereld kan komen. Daarnaast kan Ori XP verzamelen waarmee hij zichzelf nog sterker kan maken.
Veel vaardigheden zijn niet perse origineel (dubbele sprongen, zweeftechniek), maar het werkt en oogt prima. Eentje valt daarbij het meest op: een ‘charge’ aanval waarbij je de tegenstander of zijn projectielen als springplank gebruikt. De timing is wat lastig, maar het ziet er spectaculair uit.
Moon Studios brengt nog een ander interessant idee op tafel. Je bepaalt zelf waar je een save-point neerzet, waarvoor je één blok energie op offert. Voordeel: niet meer afhankelijk van de nukken van de ontwikkelaar. Nadeel: je kan een verkeerde beslissing niet meer terugdraaien.
En dat kan nog wel eens tegen je werken als je weinig leven over hebt.
Ori and the Blind Forest mag dan in het begin een idyllisch sprookje lijken, al snel wordt duidelijk dat de wereld net zo vijandig en venijnig is als Limbo. Vertaling: je gaat dood. Heel vaak dood.
Die andere titel had een liefde voor spinnen, zaagbladen en enge mannen.
Ori and The Blind Forest doet het graag met chagrijnige kraaien, wormen die energieballen spuwen en honderden hele scherpe doornen. En soms allemaal tegelijk.
Af en toe is Ori erg oneerlijk. De Ginso Tree sectie eindigt met een spectaculaire ontsnappingsscène. Helaas moet je iedere keer als je doodgaat opnieuw beginnen. Maak je nèt een verkeerde beweging, dan kan je weer helemaal terug. Een auto-save point halverwege had daar best gemogen.
De besturing werkt ook niet altijd mee, vooral voor de onrustigen onder ons. Ori beweegt voor hen iets te vloeiend over het scherm. Doordat je korte en lange sprongen maakt door op de X-knop te tappen of in te houden, had ik zelf de grootste moeite om op smallere platformen te komen. Rust is ernstig nodig in deze game, maar het tergt je tegelijkertijd tot het uiterste.
Van
Ori and the Blind Forest krijg je daarom de nodige grijze haren – en dat is niet altijd jouw schuld. De ene keer schat je een sprong verkeerd in, druk je te laat op de knop. De andere keer glijdt Ori van ineens van een (te) smal platform af en werkt de camera (incidenteel) tegen.
Het is een game waar je dus af en toe even een pauze moet inlassen. Eventjes de Xbox uitzetten, diep ademhalen en weer opnieuw beginnen. Dan komt het heerlijke gevoel terug als je een duivelse hindernis hebt geslecht. Dat zorgt ervoor dat je Ori uiteindelijk alles vergeeft.
Wanneer
Ori and the Blind Forest mee zit is het hemels, wanneer het tegen zit is het hels. Soms op een goede en soms op een slechte manier. Deze werkelijk prachtige game blijft een aanrader voor de Xbox One bezitter, maar bereid je voor op een zeer pittige uitdaging.