Gaming21.02.2011

Column: Belangenverstrengeling in de game-industrie?


Collega scribent Niels ’t Hooft schreef begin deze maand een grappige column over het feit dat hij niet uitgenodigd was op de jaarlijkse game-industrie borrel. Voor diegene niet in de know: in januari nodigen (bijna) alle productmanagers een groot aantal journalisten uit voor een avondje waar drank, discussie en gezelligheid hand in hand gaan. Niels schrijft het niet ontvangen van een uitnodiging hiervoor toe aan het feit dat hij ‘het spel niet speelt’.

’t Hooft: Neem de belangenverstrengeling tussen bedrijven en media. Dus in hoeverre bepaalt publisher X wat site Y schrijft? Meer dan je denkt! De perstrip is het beroemde voorbeeld: geef journalisten exclusieve toegang tot informatie over een nieuw spel en de kans is groot dat ze er positief over schrijven. Daar doe ik dus niet aan mee. Met een ironische omdraaiing als gevolg. Want ik word zelden uitgenodigd voor perstrips. En kennelijk ook niet voor borrels’.

column-belangenverstrengeling-in-de-game.jpg
column-belangenverstrengeling-in-de-game.jpg

Voor diegene die Niels niet kennen. Hij loopt al een flinke tijd mee in de game-industrie en is er niet vies van om een stevig potje kritiek te spuien. In tegenstelling tot sommige andere vakbroeders doet ’t Hooft dit onderbouwend en met open vizier. Hij heeft hiervoor zelfs zijn eigen platform Bashers in het leven geroepen. Commentaar van Niels gaat vaak gepaard met een scherpe pen, zelfreflectie en humor. Ook al ben je het niet met hem eens, het geeft je vaak stof tot nadenken. Een van zijn stokpaardjes, zoals je hierboven kan lezen,is  de onafhankelijkheid van de Nederlandse gamejournalist. Een altijd relevantie discussie.

Is er een belangenverstrengeling tussen de uitgevers en journalisten, zoals ‘t Hooft stelt? Bepalen uitgevers wat media schrijven? Zijn wij met zijn allen omkoopbare sukkels die voor een gratis spel en een perstrip schrijven wat de uitgever wil? Als het antwoord op deze vragen ja zou zijn, dan wordt het tijd om een andere baan te zoeken. De waarheid is iets minder kort door de bocht. Een decennia  geleden werd er kwistig met perstrips gestrooid. Niets leek te gek. Een limousine die je ophaalt bij het vliegveld: check. In een hotel slapen waar je met een journalistensalaris nog niet eens in de lobby mag staan: check. Wilde feestjes waar drank rijkelijk vloeit: check. Zoveel Nederlandse journalisten op een trip dat het meer lijkt op een maandelijkse reünie: check. Bijzondere activiteiten zoals autoracen, schieten of jetskiën, allemaal  in de lijn van het spel dat je komt bekijken: check.

De laatste jaren is er echter wel iets veranderd. Uitgevers hebben de broekriem strakker aangetrokken en er is flink gesneden in het journalistentrip-budget. De bovenstaande uitspattingen komen natuurlijk nog wel eens voor, maar zijn vaak alleen weggelegd voor het bovenste echelon van gamejournalisten. Je kent ze wel, die twee à drie jongens die voor veel media schrijven [Patrick: zeg maar gewoon Jan hoor]. Mindere Goden moeten het vaak doen met een dag op en neer naar bijvoorbeeld Engeland, om daar een spel te spelen of een interview te doen om daarna weer naar het vliegveld te vertrekken. Het begrip snoepreisjes gaat niet op.

Iedereen begrijpt dat uitgevers geen filantropische instellingen zijn. Als een journalist naar het buitenland word gezonden, willen zij vaak weten wat zij er voor terugkrijgen. Let wel; het gaat dan niet om een mening maar om een hoeveelheid coverage. Schrijf je voor meerdere goedgelezen  bladen, kranten of websites dan ben je simpelweg een stuk interessanter. Daarnaast zou bijvoorbeeld een Power Unlimited of een Chief niet uitgenodigd worden voor de lancering van de nieuwe game in de Hello Kitty-reeks. Het gaat om keuzes maken. Word je daar blij van als journalist? Het antwoord is kort: nee, daar word je niet altijd blij van. Maar diep in je hart begrijp je het natuurlijk wel. Ik word zelden tot nooit uitgenodigd voor perstrips. Het medium waarvoor ik schrijf, Entertainment Business,  is een vakblad en leent zich niet voor game perstrips.

Bij mijn vorige werk was dat anders. Ik verkeerde in de gelukkige hoedanigheid dat ik in die tijd onder de vlag van werk flink wat vliegvelden in de wereld heb mogen zien. Nog nooit heb ik het idee gekregen dat er enige vorm van druk werd uitgeoefend voor een positief stuk of een goed cijfer. Een voorbeeld dat mij te binnenschiet is de trip van Codemasters voor de game Mike Tyson Boxing. Een grote groep werd ingevlogen om de bokswedstrijd Tyson versus Savarese in Glasgow te aanschouwen. Ik zat ringside en zag Tyson in achtendertig seconden Savarese knock out slaan. Tijdens de trip kregen we tevens spelpresentaties te zien en konden de game spelen. Uit het blote hoofd (het was in 2000) beoordeelde ik de PSX-game Mike Tyson Boxing een maand later met een zes.  Nooit is tegen mij gezegd: maar we hebben je naar Engeland gevlogen, je logeerde in een poepsjiek hotel en weet je wel hoe duur die kaartjes waren? Was de uitgever blij met dit cijfer? Dat denk ik niet, maar zij waren wel zo realistisch om te zien dat Mike Tyson Boxing simpelweg niet zo goed was en daar kon een vette perstrip geen verandering inbrengen.

Dat uitgevers een vinger in de pap hebben bij wat er geschreven wordt in bladen en websites is daarom volgens mij onzin. En dat niet iedereen wordt uitgenodigd voor trips heeft (vaak) niets met de persoon te maken, maar des te meer met het belang en bereik van het medium waarvoor je schrijft. Des al niet te min is het natuurlijk wel lullig dat Niels niet aanwezig was op de jaarlijkse journalistenborrel. Dus industriemensen, als je dit leest, nodig die jongen volgend jaar ook gewoon uit. Wel zo gezellig…

Jeroen van Trierum is 11 jaar werkzaam als journalist in de game-industrie waarvan de laatste zes jaar als gameredacteur bij het vakblad Entertainment Business

...