Full disclosure als je toevallig komt binnenwandelen op deze site: ik ben één van de grootste fans van de voorloper van Dark Souls. Dat maakt het heel moeilijk om kritisch te blijven richting deze game. Noem het Stockholm-syndroom, maar Demon’s Souls was door de combinatie van ongenadige gameplay (waar elke dood je eigen stomme schuld was) en het verkennen van een echt onbekende en gevaarlijke wereld een ervaring waar ik van ben gaan houden. Dat eerste gedeelte van de cocktail is meer dan ooit terug (antwoord op de vraag of je de game theoretisch kon uitspelen zonder al te veel te sterven: “in theorie kan alles, maar eigenlijk is het antwoord nee”), maar dat wisten we al. Het is vooral in het verkennen dat From Software probeert te scoren, gelukkig.
Het gedeelte dat we te zien kregen liet de speler ontsnappen uit een kerker (die natuurlijk in een bibliotheek ligt), bewaakt door monsters met slangenkoppen. Na het onschadelijk maken van de dichtstbijzijnde bewaker en het stelen van zijn sleutels was de speler op vrije voeten, maar al snel werd hij gezien en toen werd er alarm geslagen door de rest van de bewakers. Vanaf dat moment kwamen er andere monsters met tentakels vrij vanuit de bodem, die blijkbaar zo eng waren dat de bewakers zelf het ook op een lopen zetten. Je kon dan als speler terugspringen in een cel en via een achterdeur naar de knop om het alarm uit te zetten. Nadat dat gelukt was slonken de tentakelmonsters weer terug hun hok in en kon je relatief ongestoord rondlopen en de uitgang bereiken.
In het stuk op de beursvloer dat speelbaar was heb ik zelf ook weer even kunnen afzien: ik werd gedropt in de omgeving van een kasteel, vergelijkbaar met het eerste level van Demon’s Souls. Meteen als je probeert een bepaalde kant uit te gaan zie je een grote brug met daarop een aantal soldaten en een draak en dan weet de geoefende speler wat er gebeurt als we doorlopen. Omgedraaid dus, een grote vijand met aas weggelokt om verder te kunnen lopen, een aantal typische skeletten om zeep geholpen en terechtgekomen in een afgesloten kamer waarin zich twee grote vijanden bevonden. Nadat ik dat wonder boven wonder overleefd had begon de overmoed te komen, want toen ik een paar skeletten en wat gangen verder een dak opklom dacht ik dat het allemaal wel meeviel. Toen een kleine draak (niet die van het begin) dus op het dak landde dacht ik echt dat ik ‘m ging pakken.
En ik had een kansje. Net zoals Demon’s Souls was het vooral een kwestie van voorzichtig zijn en de hele besturing, methode van blokken, items gebruiken en al het andere is precies als bij de vorige game. Je souls heten anders maar worden ook gedropt als je doodgaat en liggen klaar in de volgende ronde, “Enter mist” wordt “Enter white light” en ga zo maar door. Het enige verschil leek dat je nu magie kunt gebruiken zonder een stokje te selecteren daarvoor, wat erg prettig is. Het enige nadeel is dat het langer lijkt te duren voordat een spreuk eruit komt, waar ik beduidend last van had bij het bevechten van die verdomde draak. Het leek allemaal goed te komen, totdat er -hoe typisch- halverwege het gevecht een tweede draak kwam aanvliegen die me ook probeerde te roosteren. Met succes, helaas.
Verder dan dat ben ik niet gekomen, maar het was genoeg om te laten zien dat de fans van Demon’s Souls al een week vrij kunnen gaan plannen voor de 50-60 uur die Dark Souls zal gaan vergen. From Software belooft drie tot vier keer zoveel content dan in Demon’s Souls en als je dan bedenkt dat het niet netjes gerangschikt is maar allemaal aan elkaar is geregen wordt het een flinke klus om alles te zien dat de game te bieden heeft. De posters met de tagline “Prepare to Die!” die overal op Gamescom hingen liegen niet: dit wordt dé game voor spelers met uithoudingsvermogen en een masochistische inslag.
I can’t fucking wait.
Release: 7 oktober 2011
Prognose: mij ben je in ieder geval kwijt