Japan heeft veel passie, bijna een obsessie, voor techniek en constructie. Maar marketing krijgt veel minder aandacht. In de wereld van globale merknamen is dat een cruciale fout, aldus The Economist. Producten vervaardigen is volgens de Japanners belangrijker dan ze verkopen. Hun zoektocht naar perfectie heeft iets weg van het Zenboeddhisme. Maar toch zal een succesvol producent zijn producten ook moeten marketen.
Toyota is een goed voorbeeld van de Japanse ingenieurscultus. Het bedrijf wil de perfecte auto creëren, en komt er van alle autoproducenten misschien ook wel het dichtste bij. Dergelijke kwaliteit verkoopt zichzelf, is de onderliggende gedachte.
Een strategie die uitermate succesvol is gebleken sinds de jaren 1970. Japanse kwaliteit, design en betaalbaarheid veroverden de Amerikaanse en Europese markten. Maar tegenwoordig moeten de Japanners, omwille van hun sterkere munt en hun verzadigde thuismarkt, steeds vaker het onderspit delven tegenover de Zuid-Koreaanse concurrentie.
De Japanners missen dus klantgerichtheid. Dit probleem kunnen ze oplossen door innovatieve nieuwe bedrijven te stimuleren en oude los te laten. De culturele barrières zijn hiervoor echter te moeilijk overbrugbaar.
De tweede mogelijke oplossing is investeren in en focussen op marketing. Dit is wat Nissan, Toyota’s grootste rivaal in Japan, doet. Nissan heeft een marketing- en communicatiedepartement met een budget van 4 miljard dollar, even groot als dat de R&D afdeling. Of die strategie succesvol is moet nog blijken.