26.03.2025
Coffee corner

The Last of US in je achtertuin? Deze schimmel maakt van vliegen levende doden

By: Jeroen de Hooge

BlogCoffee corner

Binnenkort start het tweede seizoen van de populaire HBO-serie The Last of Us, waarin een schimmel de mensheid in zombies verandert. Sciencefiction? Niet helemaal. In Nederland – misschien wel in je eigen achtertuin – leeft een schimmel die precies hetzelfde doet, maar dan met vliegen.

Vliegenzombieschimmel

De Entomophthora muscae, ook wel de vliegenzombieschimmel genoemd, neemt de controle over vliegen over en maakt ze willoze slachtoffers. Een besmette vlieg merkt er in eerste instantie niets maar de schimmel woekert door het lichaam totdat hij uiteindelijk de hersenen bereikt. Daar dwingt de schimmel de vlieg om een hoge plek op te zoeken – een plant, een muur, een raamkozijn – om vervolgens te sterven.

Hier eindigt het verhaal echter niet. De schimmel woekert verder en laat duizenden sporen los, die de dode vlieg bedekken. En dan volgt een wonderlijk natuurfenomeen: mannelijke vliegen vinden deze dode, beschimmelde vliegen onweerstaanbaar. Ze paren ermee en raken zelf besmet, waarna zij de schimmel verspreiden naar andere vliegen. Het is dus letterlijk een geslachtsziekte uit de natuur!

Moeten we bang zijn dat deze schimmel ooit mensen kan besmetten, zoals in The Last of Us? ‘Voorlopig niet’, zegt bioloog en natuurfotograaf Luc Hoogenstein. ‘Maar in een wereld waarin de natuur zich voortdurend aanpast, blijft het een fascinerend en enigszins verontrustend idee.’

Zombie-Apocalyps in je eigen achtertuin?

Wil je meer weten over de bizarre natuur die zich vlak onder je neus afspeelt? Tijdens de theatershow De Groene Stad presenteert: Stadssafari op 22 en 23 april in het AFAS Theater Leusden nemen de makers van De Nieuwe Wildernis, Onder het Maaiveld en De Wilde Noordzee je mee op een adembenemende reis door de stadsnatuur. Bioloog Luc Hoogenstein vertelt dan alles over de verborgen wereld in je eigen tuin, balkon of park – en ja, ook over de vliegenzombieschimmel.

Fotocredits: Luc Hoogenstein

Share this post