Ooit heb je je IT-systemen precies zo ingericht als je graag wilde. Maar toen kwam daar die collega die een heel handige marketingtool gebruikt die moest worden aangesloten op de huidige infrastructuur. En toen was daar de directeur die er nog een ander softwarepakket bij wilde gebruiken, of zelfs een computer die zich in een heel ander ecosysteem bevindt. Voor al die soort situaties is het goed om regelmatig een regressietest te doen. Regressietests helpen om ervoor te zorgen dat die veranderingen niet leiden tot verstoringen in je bestaande systemen.
Een regressietest wordt gebruikt om te zorgen dat een IT-systeem van goede kwaliteit blijft en de prestaties ondanks dit soort integraties toch hetzelfde blijven. Door een regressietest te doen controleer je of de kwaliteit van een systeem niet terugloopt door individuele aanpassingen die worden gedaan. Het hoofddoel van die tests is zorgen dat de continuïteit richting de organisatie wordt gewaarborgd.
Hoe gaat zo’n regressietest in zijn werk? Het begint bij de acceptatiecriteria: die stel je op en daarin neem je mee dat de testware die wordt gebruikt na afloop aan beheer wordt gegeven. Dit is goed om te doen, omdat beheer zo niet weer het wiel opnieuw hoeft uit te vinden maar een goede basis heeft om toekomstige tests vanuit op te bouwen.
Bij de regressietest gaat het er vooral om te kijken hoe aangepaste delen zich verhouden tot de delen die hetzelfde zijn gebleven. Daar gaat het namelijk het eerst mis. Het heeft niet zoveel zin om alleen te testen hoe het ervoor staat met de gewijzigde delen, het moet juist met de context van de infrastructuur die er al is, omdat zo de echte problemen boven komen borrelen die in individuele tests ongezien zouden blijven.
Met dit proces wordt de stabiliteit van de software na updates gewaarborgd.
Voorbeeldsituatie: Een e-commerce website voegt een nieuwe betaalmethode toe. Tijdens de regressietest controleert het QA-team of eerdere betaalopties, zoals creditcards en PayPal, nog steeds correct functioneren en geen fouten geven na de implementatie van de nieuwe functionaliteit.
Houd er bij het testen rekening mee dat je niet alles kunt doen. Er bestaat niet zoiets als een perfecte test: als dat er al zou zijn, dan zou daar nooit voldoende geld en tijd voor zijn. Stel prioriteiten en focus op de processen die essentieel zijn, om vervolgens de impact van de wijzigingen hierop te evalueren. Hoewel het klinkt alsof er nu al veel werk is verzet, is de volgende stap om te zorgen dat testcases en testscenario’s up-to-date blijven. Hierdoor is het aan te raden om regressietestsets zo in te stellen dat ze makkelijk onderhoudbaar zijn.
Je hoeft daarnaast niet altijd alles in de test mee te nemen. Je kunt ook een kleinere regressietest doen die alleen op bepaalde onderdelen van toepassing is. Dat maakt het iets makkelijker om dit soort tests op regelmatige basis uit te voeren. Tot slot, al is dit eigenlijk iets dat je het beste van tevoren al kunt vastleggen, is het goed om te bepalen wie de verantwoordelijke is over die regressietests. Wie houdt het bij, wie informeert anderen? Een belangrijke taak die vaak voor lief wordt genomen, maar wel van grote invloed is op het succes van dit type testen en uiteindelijk ook het succes van de IT-organisatie.
Regressietests zijn onmisbaar voor elke IT-organisatie die streeft naar betrouwbare en stabiele software. Door te zorgen dat nieuwe updates en veranderingen geen negatieve impact hebben op bestaande functionaliteiten, beschermt een goed uitgevoerde regressietest zowel de gebruikerservaring als de bedrijfsprocessen. Het is niet alleen een technische noodzaak, maar ook een strategische investering in kwaliteit en klanttevredenheid. In een wereld waar snelheid en innovatie belangrijk zijn, maakt regressietesten het verschil tussen succes en mislukking.