Deze week is de tweede editie van de Smart Mobility Monitor gepubliceerd. Smart Mobility gaat over alles wat te maken heeft met slimme en innovatieve vervoersmiddelen. Met als een van de belangrijkste doelen het zoeken naar oplossingen voor de almaar toenemende drukte op onze wegen. Oplossingen die variëren van de deelauto en de deelfiets tot en met anders (thuis)werken.
Het eerste Smart Mobility onderzoek werd uitgevoerd in 2020. Sindsdien is er wel het een en ander veranderd in onze maatschappij. Tijdens de coronapandemie waren we noodgedwongen minder mobiel. De gevolgen daarvan zijn duidelijk terug te zien in de Smart Mobility Monitor van 2022.
Voordat we kijken naar de deelvervoersmiddelen valt op dat een andere ontwikkeling, het thuiswerken, de afgelopen twee jaar een enorme boost gekregen heeft. Uiteraard, het was op enig moment tijdens de coronapandemie min of meer een verplichting die ons vanuit de overheid opgelegd werd. Maar dat heeft er wel toe geleid dat nu de pandemie op zijn eind loopt – althans wat impact en (contact)beperkende maatregelen betreft – thuiswerken een ‘blijvertje’ geworden is.
Op dit moment werkt iets meer dan de helft (54%) van alle forensen (deels) thuis. Echter, ruim driekwart (77%) van al die forensen geeft aan dat ze in de toekomst van zijn (deels) thuis te gaan, of blijven, werken. Iets meer dan een vijfde (22%) geeft zelfs aan van plan te zijn om, als dat kan, zoveel mogelijk, en liefst volledig, thuis te willen werken. Ruim de helft (55%) zegt dat ze, net als nu, deels thuis willen blijven werken.
Opvallend is dat vooral de forenzen die van het openbaar vervoer gebruik (moeten) maken het liefst thuiswerken. Bijna 80 procent van de treinforensen wil (deels) thuiswerken. Bij de mensen die met de bus, tram of metro naar het werk gaan is dat 64 procent. Van de autoforensen daarentegen, geeft bijna de helft (46%) aan dat ze nog steeds volledig op kantoor werken.
De afgelopen twee jaar is het fenomeen deelmobiliteit ook fors gegroeid. In 2022 zijn ruim 10,2 miljoen Nederlanders bekend met de deelfiets. De deelauto is inmiddels een bekend begrip voor ruim 11,5 miljoen Nederlanders. De bekendheid van deze twee deelvervoersmiddelen is daarmee met zo’n 30 tot 30 procent toegenomen. Dit jaar is voor het eerst ook gevraagd naar de deelscooter. Die kent een kleine 10,5 miljoen Nederlanders al.
Die grote bekendheid wil overigens niet zeggen dat ze er al gebruik van maken, al is ook dat fors gegroeid. Ruim 1,4 miljoen Nederlanders geeft aan wel eens een deelfiets te gebruiken. Een ruime verdubbeling vergeleken met twee jaar geleden. Ons land telt inmiddels ook al ruim 1,1 miljoen gebruikers van een deelauto. Ook dat is een verdubbeling ten opzichte van 2020. Tel daarbij ook nog de bijna 1,3 miljoen deelscooter gebruikers bij op en je komt tot een totaal van 3,8 miljoen gebruikers van deelvervoersmiddelen in Nederland, al is niet bekend of daar ook ‘dubbele’ gebruikers bij zitten; die zowel een deelfiets als deelauto hebben, bijvoorbeeld.
Verreweg de meeste gebruikers van deelvervoersmiddelen zijn tussen de 18 en 34 jaar. Voor de deelfietsen ligt dat percentage op 52 procent. Bij de deelauto’s is dat 38 procent. Natuurlijk zijn er ook nog genoeg mensen die liever nog een eigen auto, fiets of scooter gebruiken. Ze vinden dat praktischer of gewoon zo gewend.
Er is echter ook een groep die geen gebruik maakt van een deelvervoersmiddel omdat die in hun omgeving niet beschikbaar zijn. Voor de fiets als auto en scooter schommelt dat percentage tussen de 21 en 28 procent. Kortom, er zijn nog genoeg plekken in Nederland waar deelvervoersmiddelen een slag kunnen maken, áls ze beschikbaar zouden zijn.